Responsive image

BIJLAGE II VERSLAG OVER VERREKENPRIJSRISICOBEHEER

Download de app voor meer functionaliteit.

BIJLAGE II VERSLAG OVER VERREKENPRIJSRISICOBEHEER

Achtergrond Het Gezamenlijk Forum voor verrekenprijzen (het Forum) was van mening dat risicobeoordeling een belangrijk aspect van verrekenprijzen vormt en heeft dit daarom opgenomen in zijn werkprogramma voor de periode 2011-2015[9]. De werkzaamheden op dit gebied zijn van start gegaan met presentaties waarin drie lidstaten[10] en niet-gouvernementele leden[11] hun kijk op risicobeheer hebben uiteengezet. Vervolgens is een subgroep opgericht om de discussie voor te bereiden. Omdat al vanaf het begin duidelijk was dat een beperking van het project tot risicobeoordeling niet optimaal zou zijn, werd het toepassingsgebied uitgebreid tot "risicobeheer op het gebied van verrekenprijzen" in het algemeen, en daarmee tot het hele proces dat moet garanderen dat de verrekenprijzen uiteindelijk in overeenstemming met het zakelijkheidsbeginsel worden vastgesteld. Het Forum is geïnformeerd over de voortgang van de werkzaamheden van de subgroep op zijn bijeenkomsten van oktober 2012 en februari 2013. Aangezien er al veel informatie over risicobeheer publiek beschikbaar is (bv. van de OESO[12]) en om dubbel werk te vermijden, zal in het verslag naar passende conclusies in dit materiaal worden verwezen en sterker de nadruk worden gelegd op de specifieke situatie in de EU. Gezien de uiteenlopende economische omstandigheden, de verscheidenheid aan transacties binnen een multinationale onderneming, het uiteenlopende wettelijke en bestuurlijke kader en de verschillen in de middelen waarover de lidstaten kunnen beschikken, is het niet mogelijk om een universele aanpak te ontwikkelen waarin concreet wordt aangegeven hoe het risico van verrekenprijzen doeltreffend kan worden beheerd. Daarom wordt met dit verslag beoogd best practices aan te reiken voor een doeltreffend risicobeheer op het gebied van verrekenprijzen, met de nadruk op aspecten die specifiek zijn voor de EU-lidstaten en het bedrijfsleven in de EU. Lidstaten en belastingplichtigen worden aangemoedigd gebruik te maken van deze richtsnoeren binnen de grenzen van hun mogelijkheden en met inachtneming van de wettelijke voorschriften, teneinde de risico's op het gebied van verrekenprijzen doeltreffend aan te pakken. 1. Inleiding

4. De handhaving en de naleving van verrekenprijsregels overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel op grond van artikel 9 van het OESO-modelbelastingverdrag kan een grote inzet van middelen vergen bij belastingdiensten respectievelijk belastingplichtigen. Het Forum is zich ervan bewust dat de beschikbare middelen voor verrekenprijzen beperkt zijn en daarom effectief moeten worden ingezet. Daarom wordt met de term "verrekenprijsrisico" in dit verslag niet alleen verwezen naar het risico dat verrekenprijzen niet worden vastgesteld overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel[13], maar ook naar het risico dat de middelen niet efficiënt worden toegewezen om te garanderen dat verrekenprijzen worden vastgesteld overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel.

5. Het Forum streeft naar praktische oplossingen voor de goede werking van het zakelijkheidsbeginsel in de EU. In overeenstemming met dit streven wordt het verlenen van bijstand aan de lidstaten en de belastingplichtigen door acties te coördineren, transparantie te garanderen en werkwijzen op elkaar af te stemmen gezien als de rol van het Forum in het kader van verrekenprijsrisicobeheer.

Aanbeveling 1:

Bij het beheren van het risico van verrekenprijzen verdient het aanbeveling de volgende algemene beginselen in acht te nemen:

· De voorkeur gaat uit naar een coöperatieve aanpak, gebaseerd op dialoog en vertrouwen. Een coöperatieve aanpak wordt onder meer gekenmerkt door communicatie tussen de belastingdienst en de belastingplichtige in een vroeg stadium, dat wil zeggen al op het ogenblik dat een controle overwogen wordt, voorbereid wordt of daadwerkelijk begint. Vroegtijdige communicatie kan misverstanden en inefficiënte middelenallocatie voorkomen doordat zij de aandacht helpt te vestigen op de belangrijkste aspecten die bijdragen tot een doeltreffend risicobeheer. Een coöperatieve aanpak impliceert dat de belastingplichtige openheid geeft over en inzicht verschaft in de feiten en omstandigheden van de zaak die wordt gecontroleerd.

· Het loont de moeite om elementen met een hoger verrekenprijsrisico in kaart te brengen en rekening te houden met de specifieke omstandigheden van midden- en kleinbedrijven[14].

· Doeltreffend risicobeheer houdt ook in dat middelen worden toegewezen aan gebieden waarop het verrekenprijsrisico hoog is.

· Er moet een beroep kunnen worden gedaan op wettelijke instrumenten om situaties met een hoog verrekenprijsrisico doeltreffend te kunnen regelen.

· Om te voorkomen dat middelen onnodig worden ingezet, is het zaak ervoor te zorgen dat alle geplande acties doelgericht zijn en aangepast aan de omstandigheden van het geval, rekening houdende met de beschikbare middelen en de lasten die deze acties met zich meebrengen.

6. Het dient echter te worden benadrukt dat de coöperatieve aanpak alleen van toepassing kan zijn wanneer ook de belastingplichtige coöperatief is. Om te beoordelen of een belastingplichtige als coöperatief kan worden beschouwd, kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de ervaringen met eerdere administratieve procedures (bijvoorbeeld controles)[15], transparantie of het feit dat documentatie wordt bijgehouden en aan de belastingdienst ter beschikking kan worden gesteld in overeenstemming met de gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen (EU-TPD)[16].

2. De verschillende fasen bij verrekenprijzen

7. Dit deel is opgebouwd volgens de drie fasen die een verrekenprijsdossier gewoonlijk doorloopt:

· Aanloopfase — de periode voorafgaand aan een controle van de verrekenprijskwestie;

· Controlefase — de periode van begin tot einde van een controle;

· Beslechtingsfase — de periode waarin de belastingdienst en de belastingplichtige trachten meningsverschillen op te lossen.

2.1 De aanloopfase Het kan niet worden ontkend dat de lidstaten verschillend te werk gaan in de manier waarop zij hun administratieve procedures en met name hun controles organiseren. In sommige lidstaten worden belastingplichtigen voor een controle geselecteerd op basis van algemene criteria zoals omvang, ligging of bedrijfstak. Het concrete onderwerp van de controle, bijvoorbeeld verrekenprijzen, wordt vervolgens in een later stadium bepaald. Andere lidstaten hebben een procedure waarbij belastingplichtigen specifiek worden geselecteerd voor een verrekenprijscontrole. Het is niet de bedoeling van dit verslag om een strikt en algemeen onderscheid te maken tussen de verschillende stappen. In de context van dit verslag moet derhalve onder de term "aanloopfase" de periode worden verstaan die voorafgaat aan een belangrijke allocatie van middelen van een belastingdienst om concreet te onderzoeken of verrekenprijzen overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel zijn vastgesteld, ongeacht of dit in de administratieve praktijk van de lidstaat al als controle dan wel als voorbereiding op een controle wordt beschouwd. De aanloopfase moet de belastingdienst in staat stellen een gefundeerd oordeel te vellen over de vraag of het, gelet op het vastgestelde risico en de beschikbare middelen, passend is om verder onderzoek te verrichten (controlefase) en zo ja, waarop daarbij de nadruk moet liggen. Een belastingdienst moet dus ook kunnen beslissen om zijn (voorbereidende) controlewerkzaamheden in verband met een verrekenprijskwestie te staken als uit de aanloopfase blijkt dat er geen of slechts een laag verrekenprijsrisico bestaat. Om de aanloopfase effectief te structuren, moet in het algemeen met het volgende rekening worden gehouden:

· Er is een bepaalde hoeveelheid informatie nodig om te kunnen beoordelen of er een verrekenprijsrisico bestaat dat verder optreden vereist. De belastingdienst kan over deze informatie beschikken op basis van verschillende bronnen, zoals publieke bronnen, bevindingen van eerdere controles of informatie die automatisch (bijvoorbeeld in het kader van de belastingaangifte) den wel specifiek (bijvoorbeeld via specifieke vragenlijsten voor verrekenprijzen) wordt gevraagd[17].

Aanbeveling 2:

Bij verzoeken om aanvullende informatie moet een evenwicht worden gevonden tussen de behoeften van de belastingdiensten, rekening houdende met hun uiteenlopende benaderingen, enerzijds en de lasten voor de belastingplichtige anderzijds. Met name met de volgende aspecten moet rekening worden gehouden:

· welke informatie is werkelijk nodig voor de aanloopfase,

· wat is het meest geschikte tijdstip om deze informatie te vragen,

· wat is de geschikte vorm voor het vragen van de informatie, en

· welke lasten brengt het verzoek met zich mee voor de belastingplichtige.

Meer in het algemeen wordt inzicht in de feiten en omstandigheden vaak als zinvoller beschouwd dan louter cijfermateriaal.

· De verkregen informatie moet worden beoordeeld in het licht van de vraag of zij verrekenprijsrisico’s aan het licht brengt die de inzet van meer middelen rechtvaardigen. Daarom is het noodzakelijk om te weten welke factoren tot verrekenprijsrisico's leiden, welke de typische scenario's waarin risico's ontstaan, en op welke wijze de beschikbare informatie over deze risicofactoren moet worden geëvalueerd[18]. In dit verband zou het nuttig zijn om over een organisatorisch kader te kunnen beschikken dat het mogelijk maakt een beslissing te nemen over eventuele verdere stappen (in het licht van de risico’s en de beschikbare middelen)[19]. Sommige lidstaten hebben bijvoorbeeld goede ervaringen opgedaan met de oprichting van een team van verrekenprijsdeskundigen, dat bepaalt hoe wordt omgegaan met specifieke verrekenprijsvraagstukken en -gevallen.

Aanbeveling 3a:

Wanneer wordt overwogen om een risicogebaseerde aanpak toe te passen, verdient het aanbeveling specifieke criteria op te stellen die op verrekenprijsrisico's wijzen.

Aanbeveling 3b:

Het verdient aanbeveling een passende administratieve structuur op te zetten die een belastingdienst in staat stelt een gefundeerd besluit te nemen over de vraag of verdere middelen moeten worden ingezet voor een bepaald geval/controlegebied.

· Sommige lidstaten hebben goede ervaringen met de vaststelling van zogeheten handhavingsconvenanten[20] op basis van samenwerking met belasting­plichtigen, dat wil zeggen dat belastingplichtigen en belastingdiensten overleg plegen over verrekenprijskwesties voordat de belastingaangifte wordt gedaan of zelfs de transactie plaatsvindt. Ook belastingplichtigen verwelkomen op grond van hun ervaringen een dergelijke aanpak.

Aanbeveling 4:

Op samenwerking gebaseerde handhavingsconvenanten zijn weliswaar niet in alle lidstaten — gelet op hun respectieve administratieve kader en praktijk — als een passende aanpak te beschouwen, toch verdient het aanbeveling om ten minste maatregelen ten uitvoer te leggen die communicatie tussen belastingplichtigen en belastingdiensten in een vroeg stadium mogelijk maken. Dit zou met name nuttig zijn wanneer de belastingplichtige verrekenprijsaspecten constateert ten aanzien waarvan inhoudelijke of administratieve problemen te verwachten zijn.

11. Er doen zich ook situaties voor waarin het zinvol zou zijn andere betrokken belastingdienst(en) te informeren over een door een belastingdienst vastgesteld verrekenprijsrisico. De EU-richtlijn betreffende administratieve samenwerking[21] biedt een praktisch kader voor de doeltreffende uitwisseling van dergelijke informatie van risicobeoordelingen in een vroeg stadium. In deze aanloopfase hoeft de verstrekte informatie evenwel niet te gedetailleerd te zijn, aangezien het doel van de uitwisseling erin zou bestaan problemen naar aanleiding van vroeg- en laattijdige controles te voorkomen of gelijktijdige of gezamenlijke controles te overwegen.

Aanbeveling 5:

Er wordt aanbevolen dat de lidstaten inlichtingen over verrekenprijsrisico’s uitwisselen op basis van de EU-richtlijn betreffende administratieve samenwerking (2011/16/EU) wanneer inhoudelijke of administratieve problemen tussen de betrokken lidstaten te verwachten zijn of een gezamenlijk optreden van de belastingdiensten passend kan zijn.

2.2 De controlefase

12. Voor de doeleinden van dit verslag begint de "controlefase" met een besluit dat voorziet in een belangrijke allocatie van middelen van een belastingdienst om concreet te onderzoeken of verrekenprijzen overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel zijn vastgesteld. Tijdens de controlefase is het van belang dat de procedure zo doeltreffend mogelijk is opgezet en dat de beschikbare middelen worden ingezet om de controle zo spoedig mogelijk te voltooien.

13. De basis voor een doeltreffend controleproces is een degelijk resultaat van de aanloopfase, namelijk de vaststelling van gebieden met een verrekenprijsrisico dat verder onderzoek rechtvaardigt. Voorts is het zaak een plan van aanpak vast te stellen met onder meer de stappen die waarschijnlijk zullen worden genomen en de termijnen die beide partijen — de belastingdienst en de belastingplichtige — voor ogen hebben. De opstelling van een dergelijk plan van aanpak kan bijdragen tot een doeltreffend proces dat wordt gekenmerkt door wederzijds inzicht.

Aanbeveling 6:

Het is aanbevolen om een plan van aanpak voor de controle op te stellen. Dit plan dient betrekking te hebben op zowel het perspectief en de acties van de kant van de belastingdienst als die van de kant van de belastingplichtige.

Het aanhangsel bij dit verslag bevat een voorbeeld van een dergelijk plan van aanpak.

Aanbeveling 7:

Het is aanbevolen om tijdens de controlefase rekening te houden met de volgende aspecten[22]:

· Het is zaak eerst tot een gedeeld inzicht in de feiten en omstandigheden te komen die ten grondslag liggen aan de transacties die voor verder onderzoek werden geselecteerd tegen de achtergrond van de activiteiten en de bedrijfstak waarin de belastingplichtige actief is voordat verrekenprijsregels worden toegepast. Het kan zinvol zijn deskundigen uit de sector of de bedrijfstak hierbij te betrekken.

· Een sterke mate van samenwerking tussen de belastingplichtige en de belastingdienst, bijvoorbeeld door vroegtijdig een permanente dialoog op te zetten, wordt beschouwd als bevorderlijk voor het hele proces. Ook goed voorbereide persoonlijke ontmoetingen zijn nuttig. In het algemeen wordt het als bevorderlijk beschouwd om het tijdsverloop tussen de transactie en de controle zo kort mogelijk te houden of zelfs te overwegen om transacties op realtime-basis te bespreken.

· In de inleiding werd reeds vermeld dat alle acties en verzoeken doelgericht moeten zijn en dat er een redelijk evenwicht moet worden gevonden tussen het nut van de gevraagde informatie voor de kwestie die wordt onderzocht, en de lasten die het verzoek met zich meebrengt zowel voor de belastingplichtigen als de belastingdiensten.

Safe harbours en andere vereenvoudigingsmaatregelen kunnen onder bepaalde omstandigheden bijdragen aan een doeltreffend beheer van verrekenprijsrisico’s[23]. Een ander aspect dat dient te worden benadrukt, is dat een belastingplichtige de belastingdienst met passende documentatie moet kunnen aantonen dat zijn verrekenprijzen worden vastgesteld overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel. Hoewel de lidstaten in verschillende mate specifieke documentatievereisten hanteren, kan — gezien het bilaterale of multilaterale karakter van verrekenprijzen — worden geconcludeerd dat het nuttig is om gemeenschappelijke essentiële documentatie­kenmerken vast te stellen. Voor de belastingplichtige zouden dergelijke essentiële kenmerken de nalevingslasten kunnen helpen verlagen - het voordeel voor de belastingdienst ligt in het feit dat de beschikbaarheid van gestandaardiseerde informatie de internationale samenwerking en de ontwikkeling van gemeenschappelijke regels zou ondersteunen. In de Europese Unie is met de EU-TPD, die in 2006 werd ontwikkeld, al een dergelijk geheel van afspraken voor verrekenprijsdocumentatie tot stand gebracht. Het bijhouden en ter beschikking stellen van documentatie in overeenstemming met de EU-TPD kan ook worden beschouwd als een aanwijzing dat een belastingplichtige coöperatief is. De EU-TPD bestaat uit een masterfile met algemene informatie over de onderneming en de door haar gehanteerde verrekenprijsmethode die relevant is voor en ter beschikking staat van alle betrokken lidstaten; deze masterfile wordt aangevuld met landenspecifieke documentatie die beschikbaar is voor de belastingdiensten die een legitiem belang hebben bij de passende fiscale behandeling van de transacties waarop deze documentatie ziet. Wat de landenspecifieke documentatie betreft, moet een evenwicht worden gevonden tussen de behoefte aan informatie en de administratieve lasten die uit de verplichtingen voortvloeien. Daarom dient de documentatie vooral gericht te zijn op de gebieden met hogere risico’s en kan zij minder gedetailleerd zijn op gebieden met een lager risico.

Aanbeveling 8:

Wanneer wordt overwogen ten aanzien van documentatie een risicogebaseerde aanpak te volgen, verdient het aanbeveling om rekening te houden met de volgende aspecten:

· Kwantitatieve aspecten, bijvoorbeeld lagere documentatievereisten bij transacties voor lage bedragen,

· Kwalitatieve aspecten, bijvoorbeeld lagere documentatievereisten bij bepaalde transacties met een laag risico,

· Tijdsaspecten, bijvoorbeeld geen jaarlijkse documentatievereisten opleggen voor doorlopende transacties waarbij de feiten en omstandigheden dezelfde blijven, en

· Vereenvoudiging voor bepaalde transacties en in overeenstemming met de conclusies van de OESO over safe harbours in de herziene paragrafen 4.93 – 4.131 van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen. In deze context is het ook zinvol te verwijzen naar de richtsnoeren van het Forum in verband met concerndiensten die marginaal waarde toevoegen[24] en CCA's betreffende diensten waarbij geen immateriële activa worden voortgebracht[25].

Een ander en belangrijk aspect van verrekenprijzen is het bilaterale of zelfs multilaterale karakter ervan. Een gefundeerde primaire correctie door de ene staat heeft tot gevolg dat de andere staat een corresponderende correctie moet aanbrengen om economische dubbele belasting te voorkomen. Als een staat heeft besloten om middelen in te zetten om een bepaalde belastingplichtige te controleren of een bepaald controlegebied door te lichten en dit tot een primaire correctie leidt, is het gevolg hiervan dat ook de andere betrokken staat of staten middelen moeten inzetten om na te gaan of deze correctie in beginsel gerechtvaardigd is en of het bedrag correct is. De andere betrokken staat of staten zullen ook moeten beslissen of een corresponderende correctie moet worden aangebracht dan wel of uiteindelijke economische dubbele belasting in het kader van een onderlingoverlegprocedure ongedaan zal moeten worden gemaakt. Verrekenprijsrisicobeheer is dus niet alleen van belang voor de staat die de primaire correctie wil aanbrengen, maar ook voor de andere staten waarvoor deze primaire correctie gevolgen heeft. Het gevaar bestaat dat meer middelen dan nodig worden ingezet, bijvoorbeeld vanwege onvoldoende afstemming in de tijd of verschillende niveaus van informatie. Dit probleem vermenigvuldigt zich in multilaterale situaties waarbij de correcties meer dan een staat betreffen. Een optreden waarbij de betrokken lidstaten vroegtijdig tot coördinatie overgaan, kan helpen om deze problemen aan te pakken. De EU-richtlijn betreffende administratieve samenwerking (2011/16/EU) voorziet in gelijktijdige controles[26]. Gelijktijdige controles of zelfs gezamenlijke controles[27] kunnen — gezien het bilaterale en multilaterale karakter van verrekenprijzen — bijzonder nuttig zijn in het kader van verrekenprijzen. Het kan ook zinvol zijn dat belastingplichtigen de mogelijkheid hebben om zelf dergelijke gelijktijdige controles voor te stellen in situaties waarin problemen te verwachten zijn. Een dergelijke mogelijkheid zou de lacune dichten tussen voorafgaande prijsafspraken (APA's), die over het algemeen slechts gelden vóór de vaststelling van de belasting, en onderlingoverlegprocedures, die in de praktijk meestal worden toegepast na de vaststelling van de belasting, ook al zijn gelijktijdige controles een instrument om inlichtingen uit te wisselen, en hebben controleurs mogelijkerwijs niet de bevoegdheid om afspraken met de belastingplichtige te maken. Een gemeenschappelijk documentatiepakket dat in overeenstemming is met de EU-TPD, is bijzonder nuttig voor gelijktijdige of gezamenlijke controles. Gelijktijdige controles leveren niet alleen voordeel op in de controlefase, maar kunnen ook de beslechtingsfase ten goede komen. Indien bijvoorbeeld een gelijktijdige controle wordt verricht, kan in die context informatie worden gevraagd, zodat de beide belastingdiensten al vroeg de kans hebben om aan te geven welke informatie zij minimaal nodig kunnen hebben als later een verzoek zou worden ingediend in het kader van een onderlingoverlegprocedure. Zo kunnen vertragingen met betrekking tot de aanvang van de tweejaarstermijn in het kader van artikel 7 van het arbitrageverdrag worden vermeden. Het valt niet te ontkennen dat het daadwerkelijk opzetten van gelijktijdige en gezamenlijke controles aanvankelijk wettelijke en praktische uitdagingen met zich meebrengt. Daarom zou het nuttig zijn om rechtskaders en praktische richtsnoeren voor bilaterale of multilaterale verrekenprijscontroles te ontwikkelen of de bestaande te verbeteren. Er wordt voorgesteld dat het Forum bekijkt of het zich in de toekomst hierover kan buigen.

Aanbeveling 9a:

Gezien het bilaterale of multilaterale karakter van verrekenprijzen is het aanbevolen om in passende gevallen gelijktijdige controles op basis van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking (2011/16/EU) of gezamenlijke controles te overwegen, daarbij rekening houdende met het feit dat met name in het begin de capaciteit en de ervaring van een van de of beide betrokken belastingdiensten met deze vorm van controles beperkt kan zijn.

Aanbeveling 9b:

Wanneer de belastingplichtige vooraf al ziet dat er zich op het gebied van verrekenprijzen aanzienlijke moeilijkheden tussen lidstaten kunnen voordoen of dat de onderlinge afstemming in de tijd sterk te wensen overlaat, verdient het aanbeveling dat hij een APA-verzoek indient of de mogelijkheid heeft om de betrokken belastingdiensten te informeren en een gelijktijdige of gezamenlijke controle voor te stellen.

Voor de belastingdienst is het nuttig om te weten of hij te maken heeft met een belastingplichtige die als coöperatief kan worden beschouwd. Ervaringen met eerdere controles kunnen hierbij een aanwijzing vormen. Die ervaringen kunnen niet alleen ten goede komen van de belastingdiensten voor eventuele procedures in de toekomst, maar ook van de belastingplichtige, die feedback zou krijgen en gestimuleerd kan worden om de situatie zo nodig te verbeteren.

Aanbeveling 10:

Zoals reeds werd vermeld in de inleiding, is het zinvol dat de belastingplichtige en de belastingdienst doeltreffend met elkaar communiceren. Daarom is het nuttig dat beide partijen tijdens de verschillende fasen van de controle niet alleen over inhoud praten, maar ook over het controleproces zelf. Dit geldt met name aan het begin en het einde van de controle.

2.3 De beslechtingsfase Zelfs als alle betrokken partijen hun uiterste best doen, zullen er gevallen zijn waarin het niet mogelijk is om tot een akkoord te komen. Zo kan er sprake zijn van een blijvend meningsverschil tussen de belastingplichtige en de belastingdienst of, in het geval van een gelijktijdige of gezamenlijke controle, van verschillende conclusies bij de betrokken belastingdiensten. In deze situaties is het zaak te bepalen of de kwestie kan worden opgelost in de controlefase dan wel of de zogenaamde beslechtingsfase moet worden ingeleid[28]. In dit verslag wordt met "beslechtingsfase" een verdere procedure bedoeld (contentieuze procedure of onderling overleg) indien de belastingplichtige daarop een beroep doet. De beslissing om de beslechtingsfase in te leiden, mag niet onnodig worden uitgesteld. Terwijl onderling overleg en een contentieuze procedure van start gaan na een daartoe strekkend verzoek van een belastingplichtige, vereist geschillenbeslechting een expliciete beslissing wanneer op eenzijdige basis geen voorkoming kan worden verleend. Sommige lidstaten hebben positieve ervaringen met de praktijk waarbij een derde persoon de aangelegenheid en de knelpunten toetst om na te gaan of het de moeite loont om de stap naar een contentieuze procedure of onderling overleg te zetten. Een dergelijke toetsing kan volledig intern worden uitgevoerd of er kan een beroep worden gedaan op personen van buitenaf[29]. Als het niet mogelijk is de zaak in gemeenschappelijke overeenstemming te regelen, is het zaak om te beschikken over een efficiënt geschillenbeslechtingsmechanisme. In de EU voorzien het arbitrageverdrag en de gedragscode voor een efficiënte toepassing van het arbitrageverdrag in een dergelijk mechanisme. Hoewel dit mechanisme al goed functioneert, heeft het Forum verschillende gebieden in kaart gebracht waar verdere verbeteringen kunnen worden aangebracht[30].

Aanbeveling 11:

Het verdient aanbeveling om een administratief kader op te zetten dat waarborgt dat het besluit om de beslechtingsfase in te leiden, tijdig en efficiënt wordt genomen. De lidstaten en de belastingplichtigen moeten erop toezien dat het arbitrageverdrag goed functioneert door de richtsnoeren in de gedragscode te volgen. Gezien de hoge werklast die onderlingoverlegprocedures met zich meebrengen, kunnen de lidstaten ook overwegen om alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen toe te passen.

3. Evaluatie

23. De uitdagingen op het gebied van verrekenprijsrisicobeheer variëren en veranderen met de tijd. Belastingplichtigen en belastingdiensten kunnen met nieuwe problemen en structuren geconfronteerd worden. Het Forum is daarom bereid om na verloop van tijd de ervaringen te evalueren die zijn opgedaan met risicogebaseerde benaderingen. Deze ervaringen zullen dan op het niveau van het Forum worden uitgewisseld.

4. Conclusie

24. De toepassing van het zakelijkheidsbeginsel houdt het risico in dat verrekenprijzen niet in overeenstemming met dat beginsel worden vastgesteld en dat middelen niet efficiënt worden ingezet om de naleving ervan te waarborgen. Eén manier om dit aan te pakken, is te zorgen voor duidelijke richtsnoeren die aangepast zijn aan de hedendaagse economie en de complexiteit van de wereldwijde activiteiten van multinationals. Risicogebaseerde benaderingen zijn gericht op gevallen die een hoger risico inhouden, waaronder niet-coöperatieve belastingplichtigen. Te dien einde is het zaak risico’s te beoordelen, deze doeltreffend aan te pakken door middel van controles, en mechanismen op te zetten om geschillen efficiënt en tijdig te regelen. Dit verslag onderstreept dat de situatie voor belastingdiensten en belastingplichtigen in de EU verbeterd is doordat, naast de instrumenten die doorgaans beschikbaar zijn, is voorzien in specifieke instrumenten voor een doeltreffende uitwisseling van inlichtingen, gemeenschappelijk werkprocedures voor controles in het algemeen en ook voor een gecoördineerde aanpak, een gemeenschappelijke documentatiestandaard en een doeltreffend geschillenbeslechtingsmechanisme. De combinatie en het daadwerkelijke gebruik van deze instrumenten draagt bij aan een effectieve aanpak van de risico’s die gepaard gaan met verrekenprijzen.

Aanhangsel: plan van aanpak voor de controle van verrekenprijzen

Toelichting bij het plan van aanpak voor de controle van verrekenprijzen

Dit plan van aanpak voor de controle van verrekenprijzen is een voorbeeld van de verschillende stappen waaruit een standaardcontrole (geen alomvattende controle) van verrekenprijzen bestaat, zowel aan de kant van de belastingplichtige als aan de kant van de belastingdienst. Het moet worden gezien als een leidraad en niet als een geheel van dwingende voorschriften. Het is mogelijk dat de voorgestelde structuur niet in het wettelijke kader en de administratieve praktijk van alle lidstaten en belastingplichtigen past. Dit plan gaat uit van de veronderstelling dat goed opgestelde documentatie — die beantwoordt aan wat de lokale belastingautoriteiten verlangen — beschikbaar is en dat beide zijden over goed opgeleide medewerkers beschikken.

De samenvatting van de stappen op de eerste slide geeft een overzicht van de verschillende stappen die gewoonlijk worden uitgevoerd en de volgorde ervan. In de volgende slides worden deze stappen nader toegelicht.

Met name de eerste stappen inzake kennisgeving en voorbereiding van de controle kunnen verschillend zijn in sommige lidstaten of in situaties waar verrekenprijzen niet het doel maar slechts een deel van de controle uitmaken. Voor zover mogelijk moet de voorbereiding al deel uitmaken van de aanloopfase. Voorts hoeft niet elke stap die in dit plan wordt voorgesteld, in elk afzonderlijk geval uitgevoerd te worden en bepaalde stappen, zoals bijvoorbeeld een verzoek om informatie, kunnen zo nodig worden herhaald. Het kan zinvol zijn om ook tijdens de controle op gezette tijden verdere tussentijdse vergaderingen te houden.

De timing van de verschillende stappen moet worden afgestemd op de feiten en omstandigheden van het geval en de verschillende stappen moeten van tevoren worden afgesproken, voor zover dat mogelijk is. Ook de personen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende stappen, kunnen variëren afhankelijk van de organisatorische structuur van de belastingplichtige en de belastingdienst.

Een verrekenprijscontrole van een coöperatieve belastingplichtige wordt in de regel gekenmerkt door gedeeld inzicht, transparantie, goed getimed en doelgericht optreden aan beide zijden.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.